A. Inleiding
De programmarekening hebben we opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) daarvoor geeft. Dit is een nadere uitwerking van de Gemeentewet. De voornaamste uitgangspunten zijn:
In aanvulling hierop hebben we activerings en afschrijvingsspelregels vastgelegd in de gemeentelijke verordening
ex artikel 212 en 213a van de gemeentewet.
Voor de eigen bijdrage die het CAK int en aan gemeenten afdraagt, geldt op basis van de Kadernota rechtmatigheid
2015 van de commissie BBV het volgende: gemeenten hebben een eigen WMO-administratie. Daarmee kunnen ze
via overzichten van het CAK het aantal personen en soort en omvang van de zorgverlening beoordelen. De inkomensgegevens op deze overzichten ontbreken echter. De keuze van de wetgever is dat het CAK de eigen
bijdrage moet vaststellen. Daarmee is feitelijk bepaald dat dit geen gemeentelijke verantwoording is.
We kunnen daarom niet de juiste en volledige bijdrage op persoonsniveau vaststellen. Dat betekent dat we daardoor
geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen verkrijgen. We moeten deze onzekerheid in de jaarstukken noemen, ook al ligt de oorzaak niet bij ons.
B. Balans
Activa waarderen we op basis van de verkrijgingsprijs- of vervaardigingsprijs.
Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa wordt gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in vijf jaar afgeschreven. Alleen kosten van onderzoek en ontwikkeling die leiden tot een materieel vast actief mogen als immaterieel vast actief worden geactiveerd.
Bijdragen aan derden
Met ingang van de rekening 2016 vallen bijdragen aan activa in eigendom van derden onder de immateriële vaste activa in plaats van de financiële vaste activa. Bijdragen aan activa van derden zijn gewaardeerd op het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen.
In erfpacht uitgegeven gronden
De erfpachtgronden op de balans betreffen voornamelijk grondwaarden waarvoor een canon wordt betaald. De waarde van de afgekochte eeuwigdurende erfpachtsgronden zijn met ingang van 2005 op de registratiewaarde van € 1,00 per kavel gesteld.
Materiële vaste activa met economisch nut
Alle investeringen met economisch nut activeren we en schrijven we af. Een investering is van economisch nut als activum verhandelbaar is of wanneer we er opbrengsten mee kunnen genereren. Specifieke investeringsbijdragen van derden brengen we op de desbetreffende investering in mindering; in die gevallen schrijven we af op het saldo. Bijdrage van derden moeten in mindering (cf. art. 62 BBV) worden gebracht op de materiële vaste activa.
Materiële vaste activa met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven
Het gaat hierbij om investeringen die grotendeels worden gedaan voor begraafplaatsen, riolering of het verzamelen van huishoudelijk afval waar tegenover een heffing kan plaatsvinden.
Materiële vaste activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Met ingang van 2017 zijn de uitganspunten inzake de activering van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut vanwege de BBV wijziging aangepast. Vanaf 2017 moeten investeringen in maatschappelijk nut worden geactiveerd. Hierop mogen alleen bijdragen van derden die direct gerelateerd zijn aan het actief in mindering worden gebracht.
Niet in exploitatie genomen gronden
De NIEGG's zijn per 2016 overgeheveld naar de MVA conform nieuwe BBV voorschriften 2016.
De huidige Niegg's die per 1 januari 2016 uit de exploitatie zijn genomen worden zonder afwaardering omgezet tegen de boekwaarde per 1 januari 2016. Deze overgangsbepaling heeft een looptijd van 4 jaar. Uiterlijk 31 december 2019 moet een toets plaatsvinden op de marktwaarde van deze gronden tegen de geldende bestemming op het moment van de marktwaardetoets. Wordt hierbij een duurzame waardevermindering vastgesteld dan moet dat per 31 december 2019 leiden tot een afwaardering van de gronden.
Nog niet afgesloten activa
In de materiele vaste activa rekenen we verstrekte maar nog niet volledig verantwoorde investeringssubsidies mee.
Dit betreft diverse investeringsubsidies aan Spurd voor sportaccommodaties van € 4,2 miljoen. In de rekening nemen we hiervoor de rentelast. Afschrijvingen vinden hierover niet plaats.
Afschrijvingsmethoden- en termijnen
Alle materiële activa schrijven we lineair af in de verwachte gebruiksduur.
De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren:
Afschrijvingstermijn | Activasoort |
50 jaar | gebouwen |
45 jaar | stedelijk waterplan, riolering |
40 jaar | schoolgebouwen, verharding/terreininrichting, dijken en kades, asfalt (wegen), elementen (wegen) |
30 jaar | oeverbeschoeiing, herstel kademuren |
25 jaar | rotondes, verkeerslichten en lantaarnpalen, speeltoestellen |
20 jaar | inrichting/renovatie sport -, speel- en schoolterreinen, noodgebouwen, gebouwgebonden technische installaties, functieverbeterende verbouwingen, 1e inrichting schoolgebouwen, inrichting gymnastieklokalen/sporthallen, containers anders dan glas-, papier - en rolcontainers en kunststof sportveld (onderlaag) |
15 jaar | kunststof sportveld (bovenlaag en onderlaag gecombineerd aangelegd), vrachtwagens en bijzondere voertuigen, tankautospuiten, glas-, papier-, rolcontainers |
10 jaar | kunststof bovenlaag sportveld, gebouw inrichting (waaronder stoffering/meubilair), installaties/machines en overige materiële vaste activa, huisvuilauto's, veeg- en containerauto’s |
8 jaar | personenauto’s, bestelbusjes en (losse) apparaten |
6 jaar | ICT software |
4 jaar | ICT hardware |
niet |
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 activeren we niet. Een uitzondering vormen gronden en terreinen; deze activeren we altijd.
Moment van eerste jaar afschrijving
Als ingangsdatum van de afschrijving geldt het jaar volgend op het jaar ná oplevering c.q. vervaardiging. Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) schrijven we in principe niet af.
Levensduurverlengende investeringen
Dit betreft uitgaven voor groot onderhoud, zoals vervanging van (delen) van daken, dakbedekking, elektrische installaties, vloeren en dergelijke. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Participaties
Participaties in het aandelenkapitaal zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. De gemeente Purmerend heeft de volgende participaties:
a. Bank Nederlandse gemeenten: 7020 aandelen van € 2,50 ofwel € 17.750 ;
b. EZW (betreft aandelen in Alliander);
Het aantal aandelen EZW bedraagt 13.595. Deze zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van € 6.466.
c. Stadsverwarming Purmerend B.V. is een 100% deelneming.
In de waardering in 2011 hielden we, vanuit het voorzichtigheidsbeginsel, rekening met exploitatieverliezen sinds de oprichting van de BV. Op de agio is € 4,397 miljoen afgeboekt. In 2012 hebben we dit gecorrigeerd met € 20.000, zodat
de totale afboeking € 4,417 miljoen bedraagt.
NV Huisvuilcentrale Alkmaar N-H (HVC)
In 2011 zijn 102 aandelen tegen € 45,45 per aandeel in HVC verworven. Het totale aandelenbelang bedraagt
€ 4.635,90. Als aandeelhouder kan de gemeente de dienstverlening van HVC gebruiken. Deze dienstverlening bestaat naast de verwerking van reststoffen uit advisering. De baten en lasten van de dienstverlening verantwoorden we in de afzonderlijke programma's. De deelneming zelf verantwoorden we in de algemene dekkingsmiddelen. Onderdeel van het aandeelhouderschap is de garantstelling voor leningen die zijn aangetrokken voor de afvalinzameling en verwerking. Voor deze garantstelling keren we 1% risicoprovisie uit.
Verstrekte langlopende geldleningen
De verstrekte langlopende geldleningen zijn opgenomen tegen nominale waarde, verminderd met de ontvangen aflossingen. Onder deze balanspost per 31 december 2017 zijn voornamelijk opgenomen: de verstrekte geldleningen aan woningcorporaties en de hypotheekverstrekkingen aan gemeentepersoneel.
2.1. Voorraden
De overige grond- en hulpstoffen (magazijnvoorraden) zijn gewaardeerd tegen vaste verrekenprijzen die gebaseerd zijn op de gemiddelde betaalde inkoopprijs.
De verantwoording van de grondexploitatie verloopt via de exploitatie, als onderdeel van programma 7 Ruimtelijke ordening. Jaarlijks staan in de rekening van baten en lasten zowel de werkelijke lasten van het bouwrijp maken als de werkelijke verkopen. Het (positieve dan wel negatieve) saldo daarvan is de mutatie onderhanden werk (OHW).
De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs,
dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die we rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen toerekenen (zoals grondaankopen, plankosten en kosten van bouw- en woonrijp maken). Evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. Als rekening wordt gehouden met lagere marktwaarde, dan brengen we dit niet in mindering op de boekwaarde, maar nemen dit op in een zogenaamde verliesvoorziening
(met ingang van 2014). De verliesvoorziening dekt het eventuele verschil af. We waarderen niet af, omdat het later weer opwaarderen in de voorschriften niet mag. Hiervan kan wel sprake zijn als gevolg van marktontwikkelingen en een goedkopere planuitvoering en betere uitvoering.
Winsten uit de grondexploitatie nemen we slechts op als we die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd kunnen aanmerken (realisatieprincipe). Zolang daarvan geen sprake is, brengen we de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering.
2.2. Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De vorderingen waarderen we tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht.
2.3.en 2.4. Liquide middelen en overlopende activa
Deze activa nemen we op tegen nominale waarde. De liquide middelen hebben we opgenomen volgens de laatste dagafschriften van 2017. Eventuele negatieve banksaldi bij een bank is binnen Purmerend verantwoord onder de vlottende passiva.
3.1. Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit reserves en het saldo van de rekening van baten en lasten. De waardering vindt
plaats tegen nominale waarden. We onderscheiden de reserves in een algemene reserve, egalisatie reserves en bestemmingsreserves.
De algemene reserve dient als algemeen financieel weerstandsvermogen waarbij we, volgens de notitie reserves en voorzieningen, minimaal een bedrag van € 15,0 miljoen aanhouden. De algemene reserve is tot stand gekomen dankzij (batige) saldi. De algemene reserve ontwikkelt zich in 2017 positief en staat ultimo 2017 op ruim € 20 miljoen (na resultaat bestemming).
Er is sprake van een bestemmingsreserve zodra we, via een afzonderlijk raadsbesluit, voor een bepaald doel een reserve instellen.
3.2. Voorzieningen
Voorzieningen waarderen we op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. Ze zijn getroffen voor op de balansdatum bestaande risico's, verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs in te schatten. Daarnaast zijn onderhouds-/egalisatievoorzieningen getroffen ter gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren en mede gebaseerd op meerjarige onderhoudsplannen.
Kosten die we in een volgend begrotingsjaar maken maar waarvan de oorsprong wel (mede) ligt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar. De getroffen voorzieningen voorzien in de dekking van deze kosten voor zover deze niet op een andere wijze al zijn afgedekt in de meerjarenbegroting.
3.3. Vaste schulden
Vaste schulden waarderen we tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
De vlottende passiva waarderen we tegen de nominale waarde. Onder de overlopende passiva hebben we de meerjarige uitkeringen opgenomen. Deze uitkeringen zijn beklemd door de voorwaarden die een geldgever stelt (bv. rijksbijdrage, subsidie). De hoogte van de opgenomen bedragen is overeenkomstig de door de geldgevers verstrekte subsidies en/of bijdragen. Eventuele negatieve banksaldi bij een bank is binnen Purmerend verantwoord onder de vlottende passiva en niet onder de liquide middelen.
Voor zover leningen door de gemeente zijn gewaarborgd, is buiten telling het totaalbedrag geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans staat meer informatie.
C. Niet uit de balans blijkende rechten/plichten
C1. Plichten
Dit betreft langlopende verplichtingen die samenhangen met opdrachten voor leveringen of opdrachten voor dienstverleningen. De kosten van dergelijke opdrachtverleningen rekenen we op basis van de jaarlijkse prestaties
als (exploitatie)lasten aan de jaren toe. Hieronder lichten wij de belangrijkste meerjarige verplichtingen toe.
Voor 2017 heeft de gemeente Purmerend € 495.894 aan contractuele huurverplichtingen.
Voor 2018 en verder bedragen de totale contractuele huurverplichtingen € 2.884.103 miljoen.
Eind datum | Huidige huur | Huur verplichting 2018 | Huur verplichting 2019 ev | |
---|---|---|---|---|
Van Ijsendijkstraat 403 (1) | 31-7-2028 | 112.713 | 112.713 | 1.080.164 |
Van Ijsendijkstraat 403 (2) | 31-7-2028 | 68.436 | 68.436 | 655.844 |
Flevostraat 88 | 31-4-2021 | 40.200 | 40.200 | 93.666 |
Triton 72 | 1-11-2021 | 161.273 | 161.273 | 470.380 |
Purmerweg 13 | 31-12-2029 | 1.650 | 1.650 | 18.150 |
Rijksweg 7 | 31-12-2020 | 3.211 | 3.211 | 6421,84 |
Citerstraat 238 | per maand opzegbaar | 1.076 | 1.076 | - |
Genuahaven 49 | 31-12-2019 | 34.131 | 34.131 | 34.131 |
Overlanderstraat 132 | 31-12-2021 | 7.794 | 7.794 | 23.381 |
Waterlandlaan 81 | 14-1-2021 | 3.125 | 3.125 | 6.510 |
Gasinjetstraat 74 | 30-11-2018 | 9.240 | 9.240 | - |
422.690 | 2.388.648 |
A. Onderhoudsovereenkomsten en licenties
De gemeente heeft diverse meerjarige overeenkomsten afgesloten voor het uitvoeren van onderhoud en licenties. Deze overeenkomsten zijn niet apart gekwantificeerd. De lasten zijn opgenomen in de begroting. Voor het vrijvallen van deze lasten moeten opzegtermijnen in acht worden genomen.
B. Periodieke subsidies
De gemeente verleent een aantal periodieke subsidies. Voor het beëindigen en wijzigen van deze subsidies moeten we termijnen van redelijkheid in acht nemen. Hieruit kan een overbruggingsperiode vloeien. De periodieke subsidies zijn opgenomen in de programmabegroting.